We zitten met zijn zessen rond de tafel. Iedereen heeft een eigen tekst gekozen om mee aan de slag te gaan, behalve ik. Alles wat ik in de afgelopen weken heb geschreven lijkt ineens bij lange na niet goed, grappig en slim genoeg om te delen met anderen.
Het is november en ik volg een cursus Schrijven en Spel, waarin je eerst een paar weken lang teksten gaat schrijven, om die vervolgens ‘naar de vloer’ te brengen: je mag dan andere cursisten een rol geven en je eigen verhaal gaan regisseren.
Het is bijna tijd om die vloer op te gaan en terwijl anderen denken: ‘YES’, vraag me af waarom ik me eigenlijk in vredesnaam voor deze cursus heb aangemeld. Ik heb nog niks geschreven waar ik trots op ben.
Ik herinner me dat ik tijdens de eerste schrijfles vroeg: “gaan we vooral tijdens de les schrijven, of zelf, thuis?” Ik hoopte vurig op dat laatste. Ik vond het doodeng om iets dat ik net had geschreven meteen te moeten delen met anderen. Ook al waren die anderen gewoon mensen die ook wilden leren schrijven.
Ik had namelijk besloten dat ik alléén teksten zou delen met de wereld als die 100% perfect waren. Nu is de kans dat de eerste versie van een tekst meteen geweldig is zo goed als nihil, en dus werd de kans dat ik ooit iets zou gaan delen met de dag kleiner.
Gelukkig werd ik wakker geschud door deze cursus. Achteraf ben ik daar zo blij om: het was de start van een nieuw verhaal, waarin ik uiteindelijk wél mijn teksten durfde te gaan delen (en daardoor kon groeien).
Dat delen hoefde gelukkig niet meteen in volle glorie: nog voordat we daadwerkelijk de vloer op zouden gaan, sloten alle theaters hun deuren. Dat gaf mij de tijd om eindelijk eens te onderzoeken waar ik precies bang voor was. En dat was, denk ik, dit:
“Our deepest fear is not that we are inadequate. It is that we are powerful beyond measure. It is our light, not our darkness that most frightens us”
Marianne Williamson
Ergens wist ik wel dat ik een verhalenverteller was. Dat ik dingen te zeggen had. Als kind had ik geen enkele moeite om te delen wat er in me omging. Maar als volwassenen (ahum docenten) je vaak genoeg niet serieus nemen, ga je vanzelf geloven dat jouw verhaal er niet toe doet.
Oftewel: ik was niet per se bang dat ik slechte teksten schreef… ik was bang voor wat er zou gebeuren als ik mijn teksten de wereld in zou knallen.
In de maanden die volgden, begon ik langzaam maar zeker toch wat verhalen te delen. Eerst een heel klein gedichtje, later steeds grotere verhalen. Verhalen van en over mij. En wat bleek? Ik vond het niet alleen leuk, maar ik ging ook steeds meer in mijn kracht staan én ik verzamelde allemaal superleuke schrijvers om me heen!
Ik ging dwars door mijn straalangst heen en aan de andere kant scheen de zon.
Afgelopen week konden we met de groep cursisten, die ik inmiddels ook mijn schrijfgroep mag noemen, tóch nog de vloer op. En toen merkte ik wat een halfjaar de zon opzoeken met me had gedaan: ik koos gewoon zomaar een tekst, en genoot er zelfs van om die met anderen te delen.
Deze blog is een reminder voor mezelf om te blijven doen waar ik het meest bang voor ben, omdat daar vaak de mooiste dingen uit ontstaan. En het is ook een reminder voor jou, als je het nu nog heel eng vind om je teksten te delen. Ga eens op zoek naar de redenen waarom je het eng vindt – waarschijnlijk ontdek je dan waarom je juist wél de sprong moet wagen.
Als je klaar bent om de sprong de wagen, kun je je nog t/m 14 september nog aanmelden voor mijn programma Zomerstralen, waarin je voor eens en altijd de schrijver in jezelf in de zon gaat zetten. We starten op 16 september!